De financiële situatie van het OCMW-rusthuis

Begin jaren 2000 was het Ninoofse OCMW-rustoord er slecht aan toe en dreigde zelfs de sluiting. Jarenlang werd een eventuele renovatie of nieuwbouw niet voorbereid. Dit is ongetwijfeld een gedeelde verantwoordelijkheid van de opeenvolgende OCMW-voorzitters (Rudy Corijn, Marc Nachtergaele en in mindere mate Paul De Schepper). Hierdoor was er geen dossier klaar en kon voor een eventuele nieuwbouw geen beroep worden gedaan op subsidies van de hogere overheid. Het OCMW-bestuur engageerde zich om een nieuwbouwrustoord volledig met eigen middelen (dus zonder subsidie) te realiseren. Het stadsbestuur dat wettelijk verplicht is om OCMW-tekorten bij te passen, vroeg de garantie dat de kost voor de belastingbetaler, het verlies van het rusthuis dus, niet hoger zou zijn dan in 2002.
Na jarenlange planning en bouw werd het nieuwe woon- en zorgcentrum (WZC) Klateringen dat de rustoorden in de Burchtstraat te Ninove en langs de Edingsesteenweg in Denderwindeke vervangt, in gebruik genomen begin januari 2010. Nu het jaarverslag en de jaarrekening van 2010 bekend is, is het dus tijd om de evaluatie te maken. Is het OCMW-bestuur erin geslaagd om zijn financieel engagement tegenover de stad en de belastingbetaler waar te maken? En zoja, hoe?
Vooreerst moet opgemerkt worden dat er ongetwijfeld methodologische bemerkingen te maken vallen op onderstaande berekeningen. De jaarverslagen en jaarrekeningen zijn niet altijd gedetailleerd genoeg bekend. Dit stelt uiteraard vooral een
probleem voor 2002 waarvan er geen gedetailleerder cijfers meer beschikbaar zijn. Met wat ingenieursgeknutsel denken we dat we toch voldoende nauwkeurig zijn om enkele conclusies te kunnen trekken.
Uit de jaarrekeningen halen we volgende werkingsresultaten voor het activiteitencentrum WZC (2010) en de samenvoeging van de 4 activiteitencentra (rustoord Ninove, rustoord Denderwindeke, centrale wasserij en centrale keuken). We maken onmiddellijk al abstractie van de uitzonderlijke opbrengsten en kosten in de rekening aangezien deze er voor een structurele
analyse niet toe doen. En om te kunnen vergelijken indexeren we alle bedragen van 2002 naar de prijzen van 2010.
2002 jaarrekening Indexatie 2002->2010 2010 jaarrekening
Werkingsopbrengsten
4.721.255
5.517.956
6.604.328
Werkingskosten 6.113.916 7.145.625 7.632.595
Werkingsresultaat -1.392.661 -1.627.670 -1.028.267
Financiële opbrengsten 75.565 88.317 358.132
Financiële kosten 53.566 62.605 910.002
Financieel  resultaat 21.999 25.711 -551.870
Resultaat van de gewone activiteiten -1.370.662 -1.601.958 -1.580.137
We kunnen al volgende (voorlopige) conclusies trekken:
  • de werkingsopbrengsten zijn sterk toegenomen met ongeveer 1,1 miljoen
  • de werkingskosten zijn toegenomen met ongeveer 500.000
  • het werkingsresultaat is verbeterd met ongeveer 600.000
  • de financiële opbrengsten zijn toegenomen met 270.000
  • de financiële kosten zijn toegenomen met 850.000. Dit is uiteraard de afbetaling van de lening voor de nieuwbouw (ongeveer 17 miljoen geleend op 33 jaar)
  • het financieel resultaat is met475.000 euro verslechterd
  • het totale resultaat van de gewone activiteiten is met 20.000 verbeterd
Hoera en proficiat, de voorzitter heeft zijn engagement waargemaakt.
Zo lijkt het toch. Wanneer we de cijfers van naderbij bekijken, stellen we vast dat de financiële opbrengsten in 2010 358.000 bedragen daar waar die waren gebudgetteerd op 21.000 en die ook voor 2011 zijn gebudgetteerd op 21.000. Het blijkt om kapitaalsubsidies te gaan die het OCMW verkreeg bij de ingebruikname van het nieuwe WZC (bvb voor energiebesparende investeringen). Het gaat hier dus om een eenmalige opbrengst. De structurele component is dus eerder 21.000 euro.
Een ander niet-structureel punt zijn de ligdagprijzen die de bewoners moeten betalen per dag. Deze bedroegen in de twee oude rustoorden eind 2009 gemiddeld 32 euro. In het nieuwe rustoord zijn de prijzen hoger (gemiddeld 38,7 euro). Maar die prijzen werden geleidelijk ingevoerd: mensen die al in het rustoord woonden en mee verhuisden zagen hun ligdagprijs geleidelijk stijgen. Ook het tiental dagen in 2010 voor de verhuis heeft een zelfde effect (de oude dagprijs was toen nog van toepassing). Op die manier zijn de opbrengsten uit deze ligdagprijzen uit de jaarrekening van 2010 dus structureel lager dan wat we eigenlijk hadden mogen verwachten als iedereen de nieuwe prijzen zouden gaan betalen.
Tegelijk waren er ongetwijfeld nog kosten verbonden aan de oud-rustoorden die in de toekomst zullen wegvallen. Zo werden de oude gebouwen bvb nog enige tijd verwarmd, verzekerd,….. Dit effect is waarschijnlijk zeer klein en wordt hier verder verwaarloosd.
We voeren daarom een correctie toe op de cijfers uit de jaarrekening van 2010 om deze cijfers structureel te kunnen vergelijken en delen de werkingsopbrengsten hiertoe in in 3 delen (de opbrengst van de ligdagprijzen, de opbrengst van de tussenkomst van het RIZIV en alle andere opbrengsten). We hebben geen zicht op de dubbele kosten zodat daarvoor geen correctie wordt gedaan.
We krijgen dan:
Indexatie
2002->2010
2010
jaarrekening
2010
jaarrekening gecorrigeerd
Werkingsopbrengsten en geproduceerde vaste activa 5.517.956 6.604.328 6.803.786
Opbrengst ligdagprijs 1.854.256 2.160.220 2.359.678
Tussenkomst RIZIV 2.204.925 2.840.258 2.840.258
Andere opbrengsten 1.458.776 1.603.849 1.603.849
Werkingskosten 7.145.625 7.632.595 7.632.595
Werkingsresultaat -1.627.670 -1.028.267 -828.809
Financiële
opbrengsten
88.317 358.132 21.233
Financiële
kosten
62.605 910.002 910.002
Financieel  resultaat 25.711 -551.870 -888.769
Resultaat
van de gewone activiteiten
-1.601.958 -1.580.137 -1.717.578
De conclusie is nu:
Het OCMW-bestuur heeft zijn financieel engagement niet helemaal gehaald: de gewone activiteiten van het nieuwe WZC vertonen een tekort dat 115.000 euro groter is dan het in de twee oude rustoorden was. De doelstelling werd echter dicht benaderd: 115.000 euro bedraagt slechts  7,3% van het geïndexeerde tekort van 2002. Niet slecht.
Nu blijft de vraag welke opbrengsten, kosten en genomen beslissingen geleid hebben tot dit excesstekort van 115.000 euro.  We geven hier een overzicht van de belangrijkste beslissingen en evoluties en de bijhorende financiële implicaties.
  • Verhogen van de ligdagprijs voor de bewoners van gemiddeld 31,9 naar 38,7 euro: opbrengst 400.000 euro
  • Invoeren van 4 kortverblijfbedden: opbrengst 108.000 (60.000 afkomstig van het RIZIV, 48.000 van de ligdagprijs voor de bewoners)
  • Opdrijven bezettingsgraad door betere opvolging en ingebruikname van 1 extra kamer: opbrengst 126.000 (57.000 van de bewoners, 68.000 van het RIZIV)
  • Opdrijven zorgtegraad waarbij enkel nog  ‘zware gevallen’ (KATZ-score B en C) worden opgenomen. Voor deze zwaar hulpbehoevende mensen betaalt het RIZIV immers meer tussenkomsten. Het aantal zwaar zorgbehoevenden is de afgelopen jaren toegenomen van ongeveer 62% tot 75%. Opbrengst 507.000.
  • Toename andere kosten en opbrengsten (de gegevens zijn niet nauwkeurig genoeg om hier meer over te zeggen): kost 342.000. Het gaat oa om extra geschoold personeel om aan de strengere kwaliteitsnormen te voldoen, reële loonstijgingen van het personeel, reële prijsstijgingen van bvb energie.
  • De financieringskost per jaar van het nieuwe rusthuis: kost 914.000
Samen levert dit dus de excess-tekort op van 115.000 per jaar.
En hoeveel had het OCMW kunnen uitsparen per jaar door tijdig haar subsidiedossier aan te vragen: ongeveer 55 a 60% van de financieringskost had zo ten laste van de hogere overheid kunnen zijn. Als we voorzichtig zijn en 55% nemen bedraagt dit 500.000 euro dat de Ninoofse belastingbetaler jaarlijks (gedurende 33 jaar) aan zijn neus ziet voorbijgaan.
Effecten maatregelen in 2010
Verhogen
ligdagprijs
400.053
Ligdagprijs
kortverblijf
48.126
riziv-forfait
kortverblijf
60.004
Opdrijven
bezettingsgraad ligdagprijzen
57.243
Opdrijven
bezettingsgraad riziv-forfaits
68.497
Opdrijven
zorgtegraad
506.833
Financieringskost
nieuw rusthuis
-914.480
Wijziging
andere kosten en opbrengsten
-341.896
som -115.620
subsidie
aanvragen
500.501
Welke politieke conclusies kunnen hier nu uit getrokken worden?
  • Het OCMW-bestuur is er net niet in geslaagd om haar engagement tegenover het stadsbestuur waar te maken: het structureel verlies van het rustoord is toegenomen met een dikke 100.000 euro per jaar. Al bij al geen slechte financiële prestatie.
  • De manier waarop ze de extra kosten voor de nieuwbouw (915.000) en de toename van de andere kosten en andere opbrengsten (340.000) die in totaal1.255.000 euro per jaar bedragen, heeft opgevangen zijn, in volgorde van grootte, de volgende:
    • Opdrijven zorgtegraad tot 75% zwaar zorgbehoevenden door enkel nog deze categorie op te nemen. Dit brengt 500.000 euro per jaar op, maar heeft wel tot gevolg dat de zorgbehoevende mensen die eigenlijk niet meer thuis kunnen wonen, maar nog niet extreem zorgbehoevend zijn, eigenlijk geen kans meer maken om opgenomen te worden in het OCMW-rusthuis. Voor deze mensen (Katz-scores O en A) is de situatie dus echt heel moeilijk geworden: er is nauwelijks nog aanbod voor hen op de rusthuismarkt want ook de andere WZC’s van de privé-sector mikken natuurlijk om financiële redenen op zwaar zorgbehoevende waar ze meer RIZIV-  tussenkomsten voor krijgen. Aangezien het de taak is van een OCMW- rusthuis om zorg aan te bieden voor de mensen die moeilijk terecht kunnen op de privé-  markt (om financiële redenen, maar eigenlijk ook om de reden dat deze zich focussen op zwaar zorgbehoevenden), moet het OCMW zich afvragen of we met de verhoging van de zorgtegraad niet overdrijven.
    • verhogen ligdagprijs voor de bewoners: opbrengst 400.000 euro. De gemiddelde prijs per dag is toegenomen van ongeveer 32 euro naar bijna 39 euro. Per maand gaat dit dus voor een gemiddelde bewoner om 210 euro prijsstijging tot 1170 euro. Dit is behoorlijk veel en kan mensen afschrikken met een klein pensioentje , maar om niet in populisme te vervallen toch volgende bedenkingen:
      • voor  mensen die al in het rustoord woonden, was een overgangsregeling van toepassing.
      • De  kwaliteit, grootte en luxe van de kamers is er enorm op vooruitgegaan. Er zijn  ook veel meer  eenpersoonskamers in tegenstelling tot het oud-rustoord waar het vooral om meerpersoonskamers ging.
      • Het  OCMW-rustoord van Ninove is nog steeds veel goedkoper dan de privé-rusthuizen (is ook normaal),  maar is ook goedkoper dan de OCMW-rustoorden van andere gemeenten uit de regio  (Geraardsbergen:  47 euro per dag,  Aalst: 40-43 euro per dag)
      • Mensen  met een klein pensioentje die niet in staat zijn om de ligdagprijs te betalen, worden na een sociaal  onderzoek van de eventuele kinderen geholpen door het OCMW zelf.
    • Opdrijven  bezettingsgraad en ingebruikname extra kamer door betere opvolging. Opbrengst  125.000 euro per jaar. Dit is dus pure winst  door beter beheer. Zeer positieve evolutie. Door een nog betere opvolging is het zeker mogelijk om dit nog op te drijven. In 2010 waren er 735 ligdagen die verloren gingen (dat een bed leeg bleef staan). Gemiddeld blijft een bed 8 dagen leegstaan bij elke nieuwe bewoner. Als dit zou halveren zou dat ongeveer 35.000 euro per jaar opleveren.
    • Invoering 4 kamers voor kortverblijf: opbrengst 110.000 euro per jaar. Dit is pure winst en extra aanbod gecreëerd voor de Ninovieters. Zeer positief.
  • Het niet tijdig voorbereiden van het dossier zodat er geen overheidssubsidie voor de nieuwbouw kon gebruikt worden, kost ons jaarlijks ongeveer 500.000 euro. Deze had gebruikt kunnen worden om het verlies dat moet bijgepast worden door de stad (en dus de belastingbetaler) te beperken, of om het percentage zwaar zorgbehoevenden wat lager te houden zodat ook ‘minder zware gevallen’ nog een kans maken om in ons rustoord te komen, of om de prijs voor de bewoners wat minder te moeten verhogen.

2 comments to De financiële situatie van het OCMW-rusthuis

  • Stijn Vander Elst

    goeie tekst. genuanceerd en evenwichtig (vb. over de ligdagprijzen).

    Wel een bedenking bij het verhaal over de bouwsubsidies. VIPA subsidieert inderdaad 55-60% van de bouwkost, maar vergeet niet dat de infrastructuurnormen in geval van VIPA-subsidiëring nog hoger liggen (vb. grootte van de kamers) en dat er nog andere extra uitgaven zijn (verpicht %-tage voor kunst bijvoorbeeld). Er is dus een meerkost bij de bouw via VIPA, en daarenboven vereist VIPA ook het opmaken en indienen van een zorgstrategisch en nadien ook nog een financieel-technisch plan. M.a.w. dure studiebureaus die zich daar dan maandenlang mee bezighouden en vooral veel geld kosten en alles langer doen aanslepen. Nadien moet nog een prinicpieel akkoord volgen van de minister zelf en ook dat laat dikwijls enige tijd op zich wachten. Zelfs met de nieuwe procedure van alternatieve financiering is er opnieuw al een wachttijd van een paar jaren. Bovendien garandeert VIPA niet dat men elk jaar de subsidietoelage zal kunnen uitkeren.

    Kortom, bouwen met VIPA duurt langer en brengt ook heel wat extra kosten met zich mee. Vele instellingen (commerciële (kunnen zelfs niet), vzw’s, maar ook meer en meer OCMW’s) bouwen tegenwoordig dan ook zonder VIPA-middelen. Deze belangrijke nuance bij het subsidieverhaal mag toch ook niet vergeten worden.

  • Goeie reactie, Stijn, ik kan me er bij aansluiten. Tegen die hogere kosten, staat misschien wel een iets grotere kwaliteit voor de bewoners. Maar ik heb in mijn tekst veiligheidshalve de onderkant van de subsidievork genomen (55%) terwijl het tot 60% gaat.

Leave a Reply

You can use these HTML tags

<a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <s> <strike> <strong>