Ninove-Welzijn

Ik schrijf niet graag te negatief, maar deze keer moet me iets van het hart. Zaterdagnamiddag gingen we zoals elke week weer huisbezoeken doen om de mensen te vragen wat er in hun dorp of buurt kan verbeteren. Deze keer waren we te gast in de wijk Groeneweg, een sociale woonwijk van de sociale huisvestingsmaatschappij Ninove-Welzijn waar de Stad Ninove hoofdaandeelhouder is.

Nu weten we wel al langer dat Ninove-Welzijn niet goed functioneert (kloegen we al verschillende keren aan in de gemeenteraad), met gebrekkig onderhoud van de woningen en voortuinen, willekeur, slecht geïsoleerde huizen waar mensen zich blauw betalen aan energie,… Maar zaterdag verschoot ik me toch weer nog eens een bult, om volgende voorbeelden van hoe het er aan toe gaat:

  • Wanneer de boiler defect is door normaal slijtage, is dat eigenaarsonderhoud en moet de eigenaar, Ninove-Welzijn dus, dat komen herstellen of vervangen, op zijn kosten. We kwamen verschillende mensen tegen die dat zelf moesten betalen! De sociale huurders geloofden de mededeling van hun huisbaas en betaalden. Anderen vertelden ons dan weer dat Ninove-Welzijn dat wel had betaald.
  • Verschillende gezinnen verwarmen zich met een oud toestel (eigendom van Ninove-Welzijn)  dat quasi versleten is en een groot risico op CO-vergiftiging met zich mee brengt. Hun toestel wordt door Ninove-Welzijn niet vervangen. Ze moeten nog een jaar wachten want dan krijgt gans de straat een nieuw toestel. Ik durf er niet aan te denken dat er iemand ziek zou worden door de gevaarlijke CO-uitstoot van zo’n verwarming in dat ene jaar dat ze nog moeten wachten.
  • Het ergste was een gezin met een kleutertje van 5 dat al drie (3!) jaar zonder verwarming zit en dat zich behelpt met één eigen elektrisch vuurtje. Hen werd verteld ook nog een jaar te wachten tot de ganse straat een nieuw toestel krijgt: ‘hou het nog één winter vol’. Het kindje heeft geregeld longinfecties.

Ik weet ook wel dat het falen van Ninove-Welzijn niet volledig toe te schuiven is op de huidige voorzitter Marc Torrekens (VLD) en dat die niet alles onmiddellijk kan oplossen. De verantwoordelijkheid ligt bij de opeenvolgende voorzitters Willy De Groote (ooit SP, als Ninove-Welzijn-voorzitter VLD, dan LDD, nadien dan Lijst Corijn en God weet waar zijn idealen hem nu weer naartoe brengen) en Octaaf van Ongeval (CD&V) die hebben nagelaten om het mismanagement aan te pakken. Het belangrijkste is niet wie er verantwoordelijk voor is, maar dat deze problemen gauw worden opgelost. Daarom een warme oproep aan Marc Torrekens om snel orde op zaken te stellen, de werking te verbeteren en dringend de mensen het onderhoud te geven waar ze recht op hebben!

Van informatie- naar communicatiebeleid in Ninove

Bij onze wekelijkse huisbezoeken stellen we met sp.a-groen telkens de vraag wat de mensen zouden doen als ze zelf burgemeester waren van onze wortelstad. Interessante vraag waar we veel uit leren, maar je kan de vraag uitbreiden naar alle beleidsdomeinen, ook de minder bekende. Zo nam ik me voor om eens na te denken over de vraag: wat zou ik doen als ik schepen van informatie was?

Momenteel verzorgt het stadsbestuur haar communicatie via 2 grote kanalen: een aantal websites (www.ninove.be , www.ocmwninove.be, www.agbdn.ninove.be, www.jeugdninove.be, www.politieninove.be ) en het maandelijks informatieblaadje Ninove-info dat in alle brievenbussen valt. Daarnaast hebben de Ninoofse bibliotheek en de jeugddienst een facebookpagina die nogal beperkt actief is.

Op naar interactiviteit

Zowel de websites als Ninove-info zijn allebei voor het allergrootste deel opgebouwd vanuit een top-down-benadering waarbij de gebruiker informatie ontvangt van het stadsbestuur of het OCMW.

Er zijn wel enkele interactieve elementen bijgekomen de laatste jaren. Zo denken we maar aan het handige SIS-systeem van het AGB waarbij burgers meldingen kunnen doorgeven van bvb. putten in de weg of verstopte rioolkolken. Ook kunnen digitale klachten van op de stedelijke websites worden verstuurd.

In mijn ogen moeten we van het huidige informatiebeleid nog meer evolueren naar een echt tweerichtingscommunicatiebeleid waarbij de stadsdiensten niet enkel informatie aan de burgers bezorgen maar waarbij mensen ook hun vragen, opmerkingen of suggesties kunnen doorgeven aan de stadsdiensten.  Die bottom-up-stroom kan zorgen voor een grotere betrokkenheid, participatie en als de politiek dat wil ook inspraak.

Een typerend voorbeeld is het dossier-Den Dollar waar men een mega-rotonde wil aanleggen met een eiland van winkels en huizen in het midden zonder voet- of fietspaden naar dat eiland. Daar werd een hoorzitting met de buurt georganiseerd toen alles al beslist was en er eigenlijk geen ruimte meer was voor aanpassingen. In een modern beleid was men eerst naar de buurt getrokken om de luisteren, deed men dan een eerste voorstel waarna werd teruggekoppeld naar de buurtbewoners om dan te besluiten. Het zou zonder twijfel tot een meer gedragen en waarschijnlijk betere beslissing geleid hebben. Het is naar dit soort participatie dat we moeten evolueren.

Dat kan door de organisatie van luisterzittingen in deelgemeenten en wijken, klassieke ideeënbussen, interactieve websites, gebruik van sociale media  en vooral door ambtenaren zoals buurtwerkers en sociaal assistenten actief in te schakelen in het communicatiebeleid van de stad. Alle medewerkers van stad, OCMW, politie, AGB DN,… kunnen meewerken aan een interactief communicatiebeleid, mits ze daarvoor de gepaste vorming en begeleiding krijgen.  

De communicatieverantwoordelijken van de stad zijn dan eerder de coördinator van het ganse communicatiebeleid en alle ambtenaren werken daar dan aan mee. In een ideale wereld zou elke dienst zijn werking een beetje als een soort ‘winkel’ zien waarbij klantvriendelijkheid  en luisterbereidheid op één staan. Daardoor gaan burgers ook meer geneigd zijn om opmerkingen of suggesties te geven zodat de werking nog meer kan verbeteren. In vele stads- en ocmwdiensten wordt nu natuurlijk al goed gewerkt, maar met wat extra opleiding, begeleiding en coördinatie kan daar meer lijn in worden gebracht.

De doelgroep bereiken

Ik durf te stellen dat we als stad momenteel de verschillende doelgroepen onvoldoende bereiken. Enkele voorbeelden komen me spontaan voor de geest.

Een tijd geleden was er veel communicatie bij de Ninoofse jongeren over het sluiten van twee jongerencafé’s. Op minder dan een week werd spontaan een facebookgroep opgericht door 2 jongeren die meer dan 1100 Ninoofse jongelui kon verzamelen. De facebookgroep van de Ninoofse jeugddienst na verschillende jaren slechts 450 en die van de Ninoofse jeugdraad 160.

Het Sociaal Huis en het OCMW bereiken te weinig de mensen die hen nodig hebben. Het kluwen aan rechten, plichten, instanties is zo complex dat het absoluut noodzakelijk is om dit goed uit te leggen aan de sociaal zwakkeren om hen goed te kunnen helpen. Zo  kunnen in Ninove 200 gezinnen per jaar een gratis energiescan laten doen die hen vertelt met welke eenvoudige maatregelen energie en water kan worden bespaard. Jammer genoeg komen deze energiescans nauwelijks terecht bij de sociaal zwaksten die er het meest nood aan hebben. Omdat ze het systeem niet kennen.

Belangrijk is dus dat de verschillende stadsdiensten zich afvragen wie ze willen bereiken en hoe ze dat dan best doen. Daarvoor zal dan eerst een soort onderzoek of bevraging nodig zijn om te weten hoe ze met de verschillende doelgroepen kunnen communiceren.  En daar zullen heel veel verschillende manieren van communicatie uitkomen. Ninove-info is daar zonder twijfel een van, de stedelijke website ook, maar de ‘one size fits for all’ methode werkt hier zeker  niet. Jongeren bereik je bvb nauwelijks met Ninove-info. Sociaal zwakkeren al evenmin. Stad en OCMW moet hier snel werk van maken: studie maken, doelgroepen vastleggen en hen effectief bereiken.

Speelplein Abdijstraat niet alleen gehalveerd maar ook geruïneerd

Met sp.a-groen pleiten we voor voldoende speelpleintjes voor de kinderen. In het ideale geval is er eentje in elke deelgemeente of Ninoofse wijk. Zondag gingen Jordy, Evelien en Ruth op bezoek bij de Ninoofse speelpleintjes. Een verslag komt daar later nog wel van, maar over dat van de Abdijstraat kunnen we echt niet zwijgen.

Het speelpleintje aan de Abdijstraat was tot voor enkele jaren een van de betere speelpleinen van Ninove. Het was immers vernieuwd, vrij groot, groen, in een rustige buurt en vlot bereikbaar. De open plek in het midden van de stad werd echter gehalveerd omwille van de bouw van een kinderdagverblijf. Met sp.a-groen wilden we die kinderopvang niet ten koste laten gaan van speelruimte en vroegen voor compensatie. Deze meerderheid had echter geen oren naar en het speeltuintje werd jammerlijk gehalveerd. Speelruimte en groen werd daarbij opgegeven voor gebouwen, net zoals een tijd geleden ook het speelpleintje in Preulegem plaats moest maken voor, hoe raad je het, appartementen.

Jordy De Dobbeleer (voorzitter van Groen en ook ex-jeugdraadvoorzitter) stelde samen met Evelien, Ruth en mij echter vast dat het speelpleintje met de start van de werken geruïneerd werd: “Het torentje met glijbaan werd ontmanteld en op een hoop gegooid. De glijbaan zonder toegang rust eenzaam op de voetbalgoal en de wip ligt in een dik pak modder. Ligt er iemand eigenlijk wakker van de kinderen en jongeren in deze stad? De speeltuin op Preulegem moest ook al plaats maken voor appartementen en de eindelijk vernieuwde stadspeeltuin in het park is voor lange tijd dicht wegens asbest. Waar kunnen de kindjes in de stad eigenlijk nog deftig spelen?”

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Is het zoveel gevraagd om die toren gewoon weer op te bouwen zodat de kinderen er deze zomer kunnen op spelen? Of zijn ze de handleiding kwijt? Is het zoveel gevraagd om de glijbaan op een veilige plaats te zetten en niet gewoon los op een voetbalgoal? Of willen ze de ‘glijgoal’ als speeltuig op de markt brengen?

‘t is gebeurd!

Op onze algemene ledenvergadering gisteren werden de sp.a-kandidaten voor het progressieve kartel sp.a-Groen goedgekeurd. Katie Coppens, advocate en gemeenteraadslid is bij deze de mooiste lijsttrekker van Ninove (Veerle zal het me vergeven)! Ikzelf zal op de tweede plaats staan en Groen-gemeenteraadslid Wouter Vande Winkel sluit de top 3 af.

 

Samen met de andere gedreven sp.a-Groen-kandidaten (die ik hier in de volgende weken zal voorstellen) willen we opkomen voor een bestuur dat echt luistert naar de mensen. We willen meer aandacht voor inspraak van de bevolking. Dossiers als ‘Den dollar’ hebben duidelijk gemaakt dat je de lokale buurt van in het begin van het proces moet betrekken bij wegenwerken, en niet pas op het einde wanneer alles toch al beslist is. Daarom doen wij al meer dan anderhalf jaar wekelijks huisbezoeken in de deelgemeenten, die niet mogen worden vergeten. We peilen er naar de mening van de mensen zelf: wat kan er verbeterd worden in uw straat, buurt of gemeente. Dat vormt de basis van ons programma.

We willen een nieuwe wind laten waaien door het verouderde Ninoofse politieke landschap. Onze klaprozenactie waarbij we de Ninovieters een zakje klaprozenzaad aanbieden staat symbool voor de kleurrijke vernieuwing die we in het Ninoofse stadsbestuur willen brengen . Met creatieve ideeën en gedragen oplossingen willen wij ervoor zorgen dat Ninove geen saaie slaapstad wordt, maar een stad waar mensen op een aangename manier kunnen samenleven. Een stad is meer dan een verzameling appartementen! Het draait om mensen die nood hebben aan sociale contacten, groen, cultuur, plaatsen om te feesten, zorg,… Daar maken we met sp.a-Groen werk van.

Ook verkeersveiligheid en mobiliteit zijn enorm belangrijk voor ons. Een echt beleid rond fietsmobiliteit ontbreekt in Ninove.  Zo willen we de kleine fiets- en wandelwegen, die de deelgemeenten met elkaar of het stadscentrum verbinden, beter onderhouden. In de stad zelf kan heel wat gebeuren om het fietsgebruik te stimuleren. Overdekte fietsenstallingen zijn bijv. op één hand te tellen.

 

Armoedebeleid in Ninove

Vorige zondag organiseerden we een geslaagde programmanamiddag met ons sp.a-groen kartel in Ninove. We spraken er onder andere samen met Kurt De Loor over lokaal armoedebeleid in een werkgroep ‘sociale zaken en welzijn’. 

Armoede is immers een onderschat probleem in onze stad. In Vlaanderen leven maar liefst 10,6% onder de armoedegrens met een inkomen als alleenstaande van minder dan 973 euro of 2.044 euro voor een gezin met 4. 10% van de Ninovieters: 3.600 mensen, soms worden ze bereikt door hulpverleners, al te vaak ook niet.

Naar aanleiding van onze participatienamiddag schreef ik samen met een collega volgende tekst. Omdat je nooit genoeg reacties, suggesties of goeie ideeën kan krijgen, zet ik hem ook hier met de vraag om alle mogelijke reacties, positief of negatief, en andere ideeën door te sturen naar lieven.meert@s-p-a.be

Lokaal armoedebeleid

Netwerking

Een efficiënt armoedebeleid is maar mogelijk wanneer men alle actoren binnen de gemeente kan mobiliseren om samen werk te maken van de aanpak van armoede. Het lokaal sociaal beleidsplan dat met deze actoren wordt opgesteld is hiervoor cruciaal. Hierbij is het belangrijk dat er één actor de aansturing voorziet.  Dit sluit volgens sp.a groen het best aan bij de kerntaken van het OCMW.

Een andere belangrijke leidraad is het aspect van participatie. Met de nadruk op een volwaardige participatie waarbij men echt luistert naar de mensen en hun verzuchtingen en hier zoveel mogelijk aan tegemoet probeert te komen. In het opgerichte netwerk moet men dan ook zeker de stem van de mensen in armoede laten klinken en hier ook naar luisteren.

Armoede is een netwerk van uitsluitingen die dus ook op verschillende terreinen dient bestreden te worden. Hieronder een overzicht van maatregelen die we kunnen nemen op de verschillende terreinen:

Inkomen

De laatste jaren klinken de signalen steeds luider vanuit het werkveld die erop wijzen dat de hoogte van de uitkeringen en pensioenen mensen niet in staat stellen om een menswaardig bestaan te leiden. Heel wat van deze uitkeringen situeren zich dan ook onder de armoededrempel. Dit is echter federale materie en dus hebben lokale besturen hier geen impact op.

Echter lokale besturen hebben wel een aantal instrumenten in handen. Dit betreft in eerste instantie de aanvullende steun van het OCMW. We moeten hier een beleid ontwikkelen waarbij we ons baseren op de concrete situatie met het oog op een menswaardig bestaan. Daarom is investering in een kwalitatief sociaal onderzoek van groot belang. Dit kan door voldoende maatschappelijk werkers in te zetten die ook geregeld vorming krijgen.

Een andere belangrijke aandachtspunt is de begeleiding en ondersteuning van mensen met schuld(overlast). We moeten hiervoor investeren in een budgetbegeleiding en schuldbemiddeling. Het Ninoofs OCMW verricht op dit vlak goed werk, maar de wachtlijsten zijn lang en er is meer nood aan schuldpreventie en nazorg voor mensen die schuldenvrij zijn geworden.  Een menswaardige begeleiding moet ook hier de leidraad vormen. Zo moet men mensen die onder begeleiding staan de kans geven om te beschikken over voldoende leefgeld en moet men per individueel geval oordelen over aanvragen tot meervragen om bvb. Cadeautjes voor de kinderen te kopen ofzo.

De aanwezigheid van (jonge) kinderen in een huishouden moet sowieso bij elke (hulp)vraag als een aandachtspunt meegenomen worden.

Huisvesting

Als lokaal bestuur moeten we inzetten op de uitbouw van de sociale huisvesting. Belangrijk hier is:

  • Voorzie een gezonde sociale mix maar hou ook rekening met de meest dringende aanvragen voor een sociale woning (bvb. daklozen)
  • Vermijd in elke geval getto-vorming
  • Houd ook rekening met genoeg speelruimten en andere recreatieve ruimtes die het buurtgevoel en de sociale cohesie kunnen vergroten.

Naast de uitbouw van sociale huisvesting moeten we ook het Sociale Verhuurkantoor (SVK) uitbouwen door het eigen leegstaand patrimonium ter beschikking te stellen van dit SVK en private verhuurders meer te stimuleren om hun woning ter beschikking van het SVK te stellen (vb. door verminderde onroerende voorheffing).

Gezien de schaarste aan betaalbare woningen moete we actief ageren wat betreft de aanpak van leegstand (cfr. heffing leegstandstaks). Daarnaast moeten we via dialoog de eigenaar proberen te overtuigen om het pand op de huurmarkt te brengen en hem wijzen op demogelijkheden wat betreft (renovatie)premies. Ingeval deze dialoog nergens toe leidt, kunnen lokale besturen gebruik maken van het zogenaamde sociaal beheersrecht om deze panden op te eisen, te renoveren en ze ter beschikking te stellen van de (sociale) huurmarkt.

Het OCMW dient actief op te treden om uithuiszettingen te voorkomen. Zo zal men hierbij preventief moeten optreden en bij de eerste signalen tussenkomen om een uithuiszetting te voorkomen. Wanneer men tijdig tussenkomt, kunnen wanbetalingen via afbetalingsplannen of via tussenkomst van het OCMW  vermeden worden.

Onderwijs

Ook scholen moeten vertegenwoordigd zijn in het armoedenetwerk. Op deze manier kunnen problemen direct gesignaleerd worden en kan er werk gemaakt worden van sociaal onderwijsbeleid waarbij onder meer wordt ingezet op het beperken van de schoolkosten en een financiële tussenkomst bij financiële problemen. De Ninoofse (school)kansenpas is hier een goed initiatief.

Verder actief investeren in een verhoogde participatie aan het kleuteronderwijs door gebruik te maken van laagdrempelige initiatieven die dit stimuleren.

Gezondheid & welzijn

In de strijd tegen gezondheidsongelijkheid kan ook Ninove een rol in kan spelen. Door de inrichting van een multidisciplinaire, buurtgerichte en laagdrempelige eerstelijnsgezondheidszorg kan men dit probleem bestrijden. Zo kan de stad de oprichting van een wijkgezondheidscentrum faciliteren en ondersteunen. Deze wijkgezondheidscentra hebben als groot voordeel dat er gewerkt wordt met forfaitaire betalingssystemen waardoor de financiële drempel wordt beperkt.

We moeten ook zorgen voor een kwaliteitsvolle, toegankelijke en correcte informatiedoorstroming en communicatie naar de kwetsbare doelgroepen toe. Samenwerking met andere actoren is hiervoor zeer belangrijk.

Energie

Energiearmoede is niet te tolereren. Het OCMW kan hier een belangrijke rol in spelen. Zo is er de LAC-werking die verbeterd kan worden om er op toe te zien dat de mensen niet worden afgesloten van gas, elektriciteit en/of water als minimumvoorwaarde voor een menswaardig bestaan.

Lokale besturen kunnen ook een groot verschil maken in de prijs die mensen moeten betalen voor energie. Zo kunnen zij de maatschappelijk kwetsbare burgers in hun gemeente vrijstellen van gemeentelijke bijdragen voor waterzuivering, kunnen ze gezamenlijke aankoop van energie faciliteren en kunnen ze (complementair aan het stookoliefonds) financieel tussenkomen voor andere verwarmingsbronnen dan elektriciteit en gas.

Voor sommige mensen kan de informatie over thema’s als energie soms te ingewikkeld zijn. Om deze mensen te helpen in hun zoektocht naar informatie omtrent de energie- en watersector, over sociale maatregelen,… kan een lokaal bestuur een lokale informatiebrochure omtrent energie- en water opmaken die de mensen wegwijs maakt in de complexe energiewereld: eenvoudige besparingstips, info over sociale maatregelen,…

Vrije tijd

Een toegankelijk, niet-stigmatiserend en betaalbaar vrijetijdsaanbod is belangrijk als we vereenzaming willen tegengaan. Afspraken met de aanwezige verenigingen en initiatieven is hierbij de eerste stap waarbij gekeken wordt hoe men dit aanbod gericht naar de meeste kwetsbare mensen kan verzekeren. Dit betreft enerzijds de betaalbaarheid en anderzijds ook het niet-stigmatiserend karakter van de maatregel. Ninove zette hier al een goede stap vooruit met de kansenpas, maar de aanwezigheid van kansengroepen in het verenigingsleven blijft veel te beperkt.

Anderzijds moeten we ook aandacht hebben voor zij die geen heil zien in het regulier jeugdwerk en andere vormen van vrije tijdsbesteding wensen. Via participatie en inspraak van de jongeren en mensen zelf kan men hier verzekeren dat er binnen de gemeente het juiste aanbod wordt voorzien. Ook het werken met brugfiguren en buurtwerkers kan hier nuttig zijn.

(Sociale) activering

Lokale besturen hebben ook een belangrijke taak in het voorzien van de nodige investeringen om de aanwezige doelgroepen (sociaal) te activeren. Hierbij mag men niet eenzijdig focussen op doorstroming naar de reguliere arbeidsmarkt maar moet men ook op lokaal niveau werk maken van ‘werk op maat’. Hiertoe moet men voldoende mogelijkheden creëren om mensen de kans te geven een opleiding te volgen of aan vrijwilligerswerk te doen. Sociale activering kan bvb door bij aanbestedingen sociale clausules inschrijven waardoor men hieraan tegemoet komt.

Ook in het kader van de opdracht van OCMW’s binnen de sociale economie kunnen we belangrijke engagementen opnemen om ervoor te zorgen dat er een verhoogd tewerkstellingsaanbod aanwezig is voor mensen in precaire levenssituaties.

Kinderarmoede

We moeten meer inzetten op de aanpak van kinderarmoede omdat dit de meest onmenselijke vorm  betreft van armoede. Geboren worden in armoede stelt een hypotheek op de toekomst van kinderen en zorgt voor een veel grotere kans om ook later in de armoede verstoken te blijven. Investeringen in de aanpak van kinderarmoede zijn dan ook meer dan levensnoodzakelijk. Vanuit Vlaanderen wordt hier ook sterk op ingezet en kan men terugvallen op financiële ondersteuning vanuit Vlaanderen. Binnen deze focus kan Ninove nog bijkomende engagementen opnemen zoals investering in kinderopvang, werken met buddy’s of brugfiguren die aan preventieve gezinsondersteuning doen, toegankelijke vrijteijdsaanbod,…

Allochtonen in Ninove: deel 3

In drie delen probeer ik mijn visie te geven over hoe de stad Ninove best kan omgaan met de instroom aan allochtonen. In een eerste tekst enkele maanden geleden bekeek ik de cijfers. Daaruit bleek dat Ninove vroeger zeer weinig ‘vreemdelingen’ als inwoner had. Volgens de laatste cijfers telt Ninove nu nog steeds relatief minder inwoners van buitenlandse afkomst (ongeveer 6,8%) dan andere steden, al was de toename in Ninove sterker dan elders en heeft er zich dus een soort inhaalbeweging voorgedaan. Verder valt op dat maar liefst 10% van de kinderen thuis geen Nederlands spreekt.

De relatief sterke stijging van het aantal mensen van buitenlandse afkomst de laatste jaren is te wijten aan:

  • het zeer lage vertrekpunt
  • de nabijheid van Brussel en de goede verbindingen met onze hoofdstad
  • de aantrekkelijkheid van Ninove met in vergeljking met het Brusselse nog relatief lage grond- en woonprijzen

Die nabi­jheid van Brus­sel is natu­urlijk een feit (en is een enorme troef),net als die goede verbindin­gen.Migratie is in Ninove dus een vast­staand feit, met voor– en nade­len. De inwij­kelin­gen bren­gen diver­siteit in de stad en leren ons nieuwe din­gen te ont­dekken,maar wan­neer een grote groep (ander­stal­ige) inwij­kelin­gen in een stad komt wonen,is het nor­maal dat dat span­nin­gen veroorza­akt. In twee richtin­gen: de oude Ninovi­eter die plots geen enkele van zijn buren meer kent,en de nieuwe Ninovi­eter die zich niet welkom voelt.

De vraag is dan welk beleid je als stad kan voeren om die voordelen zoveel mogelijk te vergroten en de nadelen te verzachten voor zowel de oude als nieuwe Ninovieters. Dat wordt dé uitdaging voor Ninove de komende decennia.

De stad heeft de taak om van de problemen die met migratie gepaard gaan tot win-win situaties te maken. Dit is zeker geen sinecure en zal heel veel tijd en middelen vergen zonder de garantie dat dit volledig zal slagen. Als lokaal bestuur ben je immers afhankelijk van het beleid dat op de hogere beleidsniveaus wordt gevoerd. Toch denken we dat zelfs op lokaal niveau aardig wat kan doen om de integratie van nieuwkomers te bevorderen.

Het te voeren stedelijk beleid splits ik op in 2 delen. Socio-cultureel beleid behandelde ik vorige maand al. Daarin vraag ik de stad om contacten tussen oude en nieuwe Ninovieters zoveel mogelijk te stimuleren. Hoe ik dat concreet zie, vind je hier.

Maar ook op sociaal-economisch vlak moet er aan de integratie gewerkt worden. Allochtonen zijn immers oververtegenwoordigd in de werkloosheid. Ik zie daar 2 grote redenen voor: taal en scholingsgraad. Als mensen onvoldoende Nederlands kennen, kan je natuurlijk niet verwachten dat ze worden aangeworven voor een job waarbij ze moeten communiceren met klanten of collega’s. Die taalachterstand leidt ook tot moeilijkheden op school zodat allochtonen gemiddeld minder geschoold zijn. Nu is dat laatste natuurlijk niet enkel te wijten aan taalachterstand. Ook de sociale situatie zorgt ervoor dat bepaalde groepen gemiddeld minder geschoold zijn. Eigenlijk heeft dit niets met allochtoon of autochtoon te maken: kinderen in achtergestelde gezinnen krijgen nog altijd minder kansen dan kinderen in rijkere gezinnen. Bedoeling van deze tekst is om ideeën te lanceren over hoe een stad als Ninove kan helpen om de socio-economische integratie te bevorderen. Iedereen is uitgenodigd om me hierover zijn of haar reac­tie toe te sturen. Alle ideeën en suggesties zijn zeker welkom!

Buig de taalachterstand om in voorsprong

Ik kan er niet genoeg op drukken, maar wie in Vlaanderen wil wonen, werken en leven, moet Nederlands kennen. Op die manier kan je contact leggen met je buren, vrienden en een sociaal netwerk uitbouwen. Maar ook op school is Nederlands kennen een noodzakelijke voorwaarde om al die andere boeiende dingen te leren. Hetzelfde geldt op het werk. Als je moet samenwerken met collega’s of klanten overtuigen, dan moet je je nu eenmaal verstaanbaar kunnen maken.

Nieuwe Ninovieters moeten dus Nederlands leren, maar de oude Ninovieters moeten dan ook wel een handje helpen als het wat minder vlot lukt om onmiddellijk Nederlands te praten.

Als stad heb je niet enorm veel hefbomen in handen om de kennis van het Nederlands te bevorderen, maar toch ben je niet helemaal machteloos. Zo moet je toezien op de huidige verplichting om je in te schrijven voor de Nederlandse les als je een sociale woning wil huren. En anderstaligen die leefloon krijgen, moeten niet alleen bereid zijn om zich in te schrijven in de Nederlandse les, maar ook daadwerkelijk die lessen volgen (tenzij er een wettige reden is uiteraard).

Verder kan het aan­bod aan Ned­er­landse taal­lessen uit­ge­breid wor­den en er kan kinderop­vang voorzien wor­den voor alleen­staande oud­ers zodat ook zij naar de taal­lessen kun­nen gaan.

Zoals blijkt uit de cijfers uit deel 1 spreekt maar liefst 10% van de Ninoofse kinderen thuis geen Ned­er­lands. Het onder­wijs is daarom van cru­ci­aal belang om deze kinderen Ned­er­lands te leren. De stad moet samen met de scholen kinderen met taalachter­stand helpen door bijvoor­beeld extra taal­lessen of huiswerk­begelei­d­ing te voorzien op woensdagnamiddag. Die huiswerkbegeleiding mag er trouwens ook zijn voor kindjes die wel Nederlands kennen maar ook een leerachterstand hebben.

De bedoeling moet zijn dat alle nieuwe Ninovieters zo snel mogelijk Nederlands kennen. Samen met hun kennis van andere talen (Frans, Engels, Turks,…) zijn ze zo eigenlijk beter gewapend op de arbeidsmarkt dan vele ‘oude’ Vlamingen die vroeger bekend stonden om hun goede taalkennis maar die ze geleidelijk aan het verliezen zijn.

 Onderwijs

Iedereen weet dat mensen zonder diploma moeilijker een plaats vinden op de arbeidsmarkt. Verder blijkt ook dat kinderen van kansarme gezinnen het minder succesvol doen op school. Als stad kan je daar natuurlijk niet echt iets aan doen, maar ik zie toch een aantal mogelijkheden, die voor een deel al gebeuren in Ninove:

  • het gedeeltelijk tenlaste nemen van de schoolfactuur van gezinnen met financiële problemen
  • organisatie van huiswerkbegeleiding voor kinderen met een leerachterstand
  • betrokkenheid van de ouders verhogen: oudercontact, oudercomité, activiteiten met andere ouders zwaar stimuleren
  • informatie geven over kinderopvang en kleuteronderwijs en gezinnen stimuleren hier gebruik van te maken

 Samen aan het werk

Iedereen heeft de maatschappelijke plicht om zijn of haar bijdrage te willen doen aan de samenleving. Als je dat kan, moet je dus bereid zijn om een job te zoeken en te werken. Wie dat om een of andere reden niet kan, die moet uiteraard geholpen worden. Dat is het systeem van onze welvaartsstaat en dat moet gelden voor iedereen. Als je immers toelaat dat mensen zich onttrekken aan dit systeem, dan maak je het onbetaalbaar en kapot.

Patrick Janssens formuleert het in zijn boek ‘voor wat, hoort wat’, als volgt: “Wie problemen heeft en daar niet uit eigen kracht uit geraakt, verdient ondersteuning. Dat moet de basis van ons sociaal beleid zijn. Maar dat beleid moet ertoe leiden dat de eigen kracht van mensen vergroot wordt. Vrijblijvendheid is dan niet langer een optie.”

Als stad kan je via de werkwinkel en het OCMW mensen begeleiden in hun zoektocht naar werk, of hen naar een geschikte opleiding toe leiden. Ninove doet op dat vlak aardig zijn best, maar we kunnen er nog verder in gaan. Extra plaatsen voor sociale economie initiatieven, arbeidstrajectbegeleiding , artikel 60-plaatsen voor leefloners en extra tewerkstellingsbegeleiders zijn nodig om mensen naar de gewone arbeidsmarkt te begeleiden.

We moeten als stad en OCMW ook zelf het goede voorbeeld geven en naar diversiteit streven in ons personeelsbeleid. Momenteel heeft Ninove een diversiteitsplan dat enkel werd ingediend om er de subsidies voor te krijgen maar voor de rest niks voorstelt: een werkgroep die 2 keer per jaar samenkomt en that’s it.

Ook naar de Ninoofse bedrijven kunnen we als stad proberen iets te doen. Waarom bijvoorbeeld geen diversiteitsprijs in het leven roepen voor een Ninoofs bedrijf met een uitstekend diversiteitsbeleid?

Mijn conclusie voor het socio-economische luik: volop inzetten op taalkennis, helpen van kinderen met onderwijsproblemen, intense begeleiding van werkzoekenden samen met een echt diversiteitsplan. De toenemende diversiteit hoeft geen probleem te zijn en kan zelfs een troef worden als we er maar voor zorgen dat iedereen deelneemt en zijn steentje bijdraagt in de Ninoofse samenleving .

Met dit derde deel zit mijn drieluik rond integratiebeleid erop. Omdat ik vind dat de vraag hoe we in Ninove om zullen gaan met de instroom aan nieuwe inwoners te belangrijk is om aan extreem-rechts over te laten, heb ik geprobeerd om een evenwichtige visie te geven met concrete voorstellen op Ninoofs niveau. Dat kan natuurlijk altijd nog verbeterd worden. Daarom nodig ik iedereen uit om te reageren en om opmerkingen, suggesties en ideeën zeker door te sturen.

Horeca laat de stad bruisen

Sp.a-groen! wil vermijden dat Ninove een saaie slaapstad van het grote Brussel wordt. Ninove mag geen stad zijn waar mensen enkel in hun huis of appartement komen slapen zonder verdere band met onze stad te hebben. In onze visie moet de stad Ninove samen met haar deelgemeenten een plaats zijn waar je kunt wonen, werken en voluit leven!

Uiteraard kan je hier als stadsbestuur geen wonderen verrichten, maar je kunt bepaalde dingen wel stimuleren. In deze tekst focussen we op een deelaspect: het horeca-beleid van onze stad. Een goed draaiende horeca laat een stad immers bruisen, brengt mensen samen, laat ze feesten en maakt ze gelukkig. Als progressieven zijn we voor een bloeiende horeca, niet voor de winsten van de uitbaters an sich (al vinden we dat iedereen goed zijn boterham mag verdienen), maar omdat een bloeiende horeca goed is voor het sociaal leven in onze stad en deelgemeenten.

Hoe zien we zulk stimulerend horeca-beleid in Ninove?

Terrasjes brengen sfeer en moet je stimuleren, niet bestraffen. Daarom stellen we voor om de terrastaks af te schaffen die horeca-uitbaters momenteel moeten betalen in onze stad. De huidige taks bedraagt voor een terras van 20 m² in centrum Ninove nu 250 euro voor 6 maanden. (Het volledige reglement vind je hier). Reusachtige bedragen zijn dit niet en ook voor de stad is dit geen reuze-opbrengst (ongeveer 12.500 euro per jaar op een stadsbudget van ongeveer 35 miljoen, dus minder dan 0,05%). Afschaffen dus!

Nog een pestbelasting: er is in Ninove een taks op cafés die openblijven na 1u ’s nachts op maandag, dinsdag, woensdag of donderdag. De taks bedraagt 25 euro per avond en bracht in 2010 welgeteld 942,5 euro (dit reglement vind je hier). De administratieve kost is ongetwijfeld hoger dan de opbrengst. Wouter Vande Winkel (groen!) stelde enkele maanden geleden al voor om dit af te schaffen: de meerderheidspartijen gingen het bekijken. Hopelijk kunnen we hen overtuigen van deze pesterij stop te zetten.

Bij de aanleg van de openbare ruimte moet er rekening gehouden worden met de (toekomstige) aanwezigheid van horeca. Als er een plein of straat wordt heraangelegd, dan moet het stadsbestuur nadenken over een ideale omgeving voor horecazaken. Waarom geen plaats voorzien voor wat gezellige terrasjes langs de Dender bij de toekomstige ontwikkeling van de oude OCMW-site achter de Graanmarkt? Of maak van het Paul De Montplein aan de brandweer een gezellig plein met wat groen, petanquebaan, ruimte voor terrasjes en voorzie elders parkeerplaatsen.

Bij onze huisbezoeken in de deelgemeenten horen we geregeld dat de mensen een buurtcafé missen in hun dorp. Je kunt dat als stadsbestuur natuurlijk niet zelf gaan inrichten, maar we kunnen initiatieven zoals in Pollare waar het verenigingsleven zelf de parochiezaal openhoudt op zondag, ondersteunen. De buurthuizen en parochiezalen komen hiervoor in aanmerking, de stad kan helpen met de drankbestellingen, een projectsubsidie als het gaat om deelgemeenten zonder gewoon café,…

Waar mensen samenkomen en zich amuseren, ontstaat er geluid en met wat alcohol erbij, kan dat best wel veel zijn: (dans)muziek, gezang, gelach,… Sommige buren voelen zich hierdoor gestoord. Jammer genoeg is zulke overlast eigenlijk onvermijdelijk in een stadscentrum. Je moet er alles aan doen om de overlast zoveel mogelijk te beperken. Hiervoor kan je als stads­bestuur heel wat doen:

  • Waarom geeft de stad de cafés geen advies of sub­si­dies voor geluidsisolatie?
  • Waarom geen struc­tureel over­leg organ­is­eren tussen uit­baters, poli­tie, klanten, buurt en voor sommige cafés bvb. ook de jeugdraad? Een beetje over­leg en wed­erz­i­jds begrip kunnen soms won­deren doen.
  • Waarom geen open­baar toi­let  op plaat­sen waar er regel­matig veel volk wordt verwacht?

Daar­naast vin­den som­mige mensen het nodig om in brieven­bussen te plassen, buurt­be­won­ers aan te vallen of erger nog. Dit soort over­last kan je absoluut niet aan­vaar­den en daar moet je tegen optreden, met preventie en repressie:

  • Strikte bestraffing en meer con­troles zijn noodzakelijk om deze irritante overlast tegen te gaan. De kans dat je als wild­plasser ‘s nachts in Ninove-centrum wordt betrapt is nage­noeg onbestaande. Het is niet goedkoop om het aan­tal poli­tiepa­trouilles fors op te dri­jven, maar onze stad kan net als vele andere ste­den investeren in eigen stadswachten. Dergelijke stadswachten en de nodige politie-aandacht kun­nen in com­bi­natie met een aan­tal veiligheidscamera’s zor­gen dat je overlast veroorzakers bij de kraag kan vatten, naar het voor­beeld van Tob­back in Leu­ven.
  • Met een sensibilisering campagne kan je klanten van bepaalde cafés duidelijk maken dat sommige zaken echt niet kunnen.
  • Uit andere ste­den is het duidelijk gewor­den dat je met admin­is­tratieve sanc­ties heel wat kan bereiken. Gevatte daders kri­j­gen bin­nen de 2 weken hun boete in de bus, wat veel beter is dan een gerechtelijke pro­ce­dure die makke­lijk pas een jaar na datum plaatsvindt. Alle crim­i­nol­o­gis­che stud­ies wijzen er op dat de ter­mijn tussen overtred­ing en bestraf­fing zo klein mogelijk moet zijn om het gedrag van de ges­trafte zoveel mogelijk te veranderen. En eens het duidelijk is dat er een real­is­tis­che pakkans is én dat er boetes op vol­gen, dan zal dit soort ontoe­laat­bare over­last al snel verminderen.

Ook voor de organisatie van kleine en grote evenementen zoals optredens of koopavonden, kan het stadsbestuur een actievere rol spelen. Bedoeling moet zijn dat er voldoende te beleven valt in Ninove. Het initiatief komt daarvoor best vanuit de bevolking, het verenigingsleven, middenstandsverenigingen,…  maar de stad moet dit zoveel als mogelijk ondersteunen, stimuleren en in een eerste fase misschien mee zelf organiseren.

Zo is er in de zomer al dikwijls sprake geweest van de organisatie van kleine optredens in de Langemuntstraat. Probleem is dat dat er door gebrek aan overleg en coördinatie tussen de plaatselijke café-uitbaters uiteindelijk niet komt. Iemand moet zijn nek uitsteken om zoiets te organiseren maar de stad moet hierbij helpen. Wat de stad voor de parkconcerten doet (gratis gebruik materiaal), moet toch perfect ook kunnen om zoiets te organiseren? Of waarom roept de stad zelf geen overleg bijeen voor de café-uitbaters van bepaalde buurten om te zien of er samen iets kan worden georganiseerd? Hoe meer leven er in de stad is, hoe beter voor de horeca, maar ook hoe beter voor de inwoners van onze stad.

Een ander voorbeeld zijn de koopavonden die in Gent of bijna elke stad in Nederland al jaren worden georganiseerd met groot succes. De winkels zijn er op zulke avonden later open met veel volk in de stad tot gevolg en uiteraard profiteert ook de horeca daar mee van. Denk maar aan de witte donderdagavond in Ninove.

Tot slot buit Ninove zijn toeristische troeven te weinig uit. We wonen op het kruispunt van het Pajottenland, de Vlaamse Ardennen en Denderstreek/Scheldeland. Waarom helpt het stadsbestuur niet wat meer met de promotie van onze hotels, B&B’s , hoevetoerisme, restaurants, brouwerij,… ? Brochures, duidelijke vermelding op websites, bewegwijzering,…

Onze conclusie voor lokaal horeca-beleid: maak de stad aantrekkelijk, zorg dat er voldoende georganiseerd wordt en de horeca zal vanzelf volgen.

Lieven Meert en Misja De Ridder

Allochtonen in Ninove: deel 2

In drie delen probeer ik mijn visie te geven over hoe de stad Ninove best kan omgaan met de instroom aan allochtonen. In een eerste tekst enkele weken geleden bekeek ik de cijfers. Daaruit bleek dat Ninove vroeger zeer weinig ‘vreemdelingen’ als inwoner had. Volgens de laatste cijfers telt Ninove nu nog steeds relatief minder inwoners van buitenlandse afkomst (ongeveer 6,8%) dan andere steden, al was de toename in Ninove sterker dan elders en heeft er zich dus een soort inhaalbeweging voorgedaan. Verder valt op dat maar liefst 10% van de kinderen thuis geen Nederlands spreekt.

De relatief sterke stijging van het aantal mensen van buitenlandse afkomst de laatste jaren wijten we aan:

  • het zeer lage vertrekpunt
  • de nabijheid van Brussel en de goede verbindingen met onze hoofdstad
  • de aantrekkelijkheid van Ninove met nog relatief lage grond- en woonprijzen

Die nabi­jheid van Brus­sel is natu­urlijk een feit (en is trouwens een enorme troef voor Ninove),net als die goede verbindin­gen. Migratie is in Ninove dus een vast­staand feit is, met voor– en nade­len. De inwij­kelin­gen bren­gen diver­siteit in de stad en leren ons nieuwe din­gen te ont­dekken,maar wan­neer een grote groep (ander­stal­ige) inwij­kelin­gen in een stad komt wonen,is het nor­maal dat dat span­nin­gen veroorza­akt. In twee richtin­gen: de oude Ninovi­eter die plots geen enkele van zijn buren meer kent,en de nieuwe Ninovi­eter die zich niet welkom voelt.

De vraag is dan welk beleid je als stad kan voeren om die voordelen zoveel mogelijk te vergroten en de nadelen te verzachten voor zowel de oude als nieuwe Ninovieters. Dát wordt volgens mij dé uitdaging voor Ninove de komende decennia.

De stad heeft de taak om van de problemen die met migratie gepaard gaan tot win-win situaties te maken. Dit is zeker geen sinecure en zal heel veel tijd en middelen vergen zonder de garantie dat dit volledig zal slagen. Als lokaal bestuur ben je immers afhankelijk van het beleid dat op de hogere beleidsniveaus wordt gevoerd. Toch denken we dat zelfs op lokaal niveau aardig wat kan doen om de integratie van nieuwkomers te bevorderen. Want integreren, dat doe je lokaal.

Het te voeren stedelijk beleid splits ik op in socio-cultureel beleid, dat ik in dit tweede deel behandel, en socio-economisch beleid dat ik binnen enkele weken in een derde en laatste deel zal bekijken. Ik besef dat de opdeling wat kunstmatig is en dat er wat overlap tussen beide delen zit (vooral inzake taal en onderwijs), maar deze werkwijze lijkt me het meest overzichtelijk. Tot slot van deze inleiding nodig ik iedereen uit om me zijn of haar reac­tie toe te sturen over deze tek­sten. Alle ideeën en suggesties zijn zeker welkom!

Sociale cohesie: alle Ninovieters zijn verbonden met elkaar en hun wortelstad

Sociale relaties maken mensen gelukkiger. Wanneer mensen in een vreemde stad gaan wonen waar ze niemand kennen vermindert dat automatisch de sociale cohesie ten nadele van de oorspronkelijke inwoners die hun buren niet meer kennen, hun taal niet begrijpen, afgeschrikt worden door verschillen in religie, cultuur, gewoonten, normen, waarden, …

Maar ook voor de inwijkelingen zelf is dit nadelig. Ook zij hebben baat bij sociale cohesie in de stad of buurt waar ze leven. Het actief opnemen van de migrant in de eigen cultuur en sociale relaties met hen aanknopen is daarom nodig en in het voordeel van zowel de nieuwe als de oude Ninovieter. Dit is een gedeelde verantwoordelijkheid: van álle Ninovieters wordt dus verwacht dat zij inspanningen leveren om het samen-leven in onze wortelstad te verbeteren. En het is de taak van het stadsbestuur om dat proces te begeleiden en te vergemakkelijken.

Met zulk geïntegreerd sociaal beleid ben ik er van overtuigd dat de verzuring van de maatschappij en de toename van intolerantie kan tegengaan worden. Iedereen kan zich dan goed voelen in zijn vel én in zijn stad.

Maar hoe doe je dat dan concreet? Hieronder enkele voorbeelden. Extra ideeën zijn zeker welkom.

Welkom in de oudste, de stoutste en de wijste der steden

Nieuwkomers heten we welkom met een drink, een rondleiding door stad en OCMW en krijgen een lokale peter of meter toegewezen die hen begeleidt en helpt bij het Nederlands leren, formulieren invullen, verenigingen leren kennen, schoolkeuze… Ik ben er zeker van dat we in Ninove vrijwilligers vinden om hieraan mee te werken.

In Ninove spreken we Nederlands

Mensen die met elkaar willen samenleven, moeten elkaar begrijpen. Daarom is het echt nodig dat we allemaal Nederlands (of Ninoofs, dat toch wat op Nederlands lijktJ ) kennen. Nieuwe Ninovieters moeten dus Nederlands leren en oude Ninovieters moeten begrip tonen als mensen niet onmiddellijk vlot Nederlands praten en hen een handje helpen. Dat is een vorm van beleefdheid, in twee richtingen. En de overheid, die moet dat proces vergemakkelijken.

Je hebt als lokale overheid relatief weinig hefbomen om hieraan te werken, maar er zijn er toch enkele. Zo is het nu al verplicht dat mensen Nederlands kennen of zich inschrijven voor een cursus Nederlands wanneer ze een sociale woning willen huren.

Verder kunnen we alle nieuwe Ninovieters een soort inburgeringstraject voorstellen. Gedurende dit traject kan een cursus gevolgd worden over  ‘leven in Ninove, Vlaanderen en België’ met rechten en plichten en een deel praktische informatie. Verder ook een individuele trajectbegeleiding door hun lokale peter of meter, een cursus Nederlands en begeleiding naar werk of onderwijs.

Het aanbod aan Nederlandse taallessen moet uitgebreid worden en er kan kinderopvang voorzien worden voor alleenstaande ouders zodat ook zij naar de taallessen kunnen gaan.

Zoals blijkt uit de cijfers uit deel 1 spreekt maar liefst 10% van de Ninoofse kinderen thuis geen Nederlands. Het onderwijs is daarom van cruciaal belang om deze kinderen Nederlands te leren. De stad moet samen met de scholen kinderen met taalachterstand helpen door bijvoorbeeld extra taallessen of huiswerkbegeleiding te voorzien op woensdagnamiddag.

Sociale cohesie: samen is super!

 Mensen die elkaar kennen, hebben meer begrip voor elkaar, beseffen dat ze in wezen niet zoveel van elkaar verschillen en voelen zich beter in hun vel. De stad moet dit stimuleren door allerlei contacten tussen mensen op verschillende manieren te stimuleren. Zo kan je denken aan:

Uitbouw van een netwerk in de allochtone gemeenschappen. Momenteel wordt er buiten ‘Ninove Info’ nauwelijks gecommuniceerd worden met de nieuwe Ninovieters.  Daarom moet de stad actief op zoek naar verenigingen die vooral bestaan uit inwijkelingen en hen ondersteunen. Zo heeft de stad gesprekpartners en kan de communicatie verbeteren tussen stad en allochtonen wat onrechtstreeks dan ook de contacten tussen nieuwe en oude Ninovieters verbetert.

In de inburgeringstrajecten kunnen we praatsessies organiseren waarin nieuwkomers een gesprek voeren over hun en ons dagelijks leven. Dit kan gaan over opvoeding, gewoontes, ervaringen, uitwisselingen, tradities en  cultuur. Zo leren we elkaar beter kennen en misverstanden uit de wereld helpen.

We moeten zwaar inzetten op het ondersteunen van elk initiatief dat mensen samenbrengt. De stad kan door haar communicatie kanalen ervoor zorgen dat deze initiatieven ook nieuwe Ninovieters bereiken.

Socio-culturele projecten rond diversiteit ondersteunen en in het begin eventueel zelf organiseren. Allochtone en autochtone verenigingen kunnen zo samenwerken rond bepaalde projecten.

Wijkgericht werken met buurt- en straathoekwerkers die actief aan de sociale cohesie werken per wijk of deelgemeente. In elk van deze buurten kan het sociaal leven ook gestimuleerd worden door plekken te voorzien waar mensen kunnen samenkomen. Belangrijk is dat dit open staat voor iedereen: gepensioneerden die er komen kaarten, lokale verenigingen die er vergaderen of iets kleinschaligs organiseren. Of een buurtspeelpleintje, sportveldje of grasveld met vaste BBQ, tafels en banken.

Inspraak en participatie bevorderen door buurtvergaderingen, luisterzittingen,…

Ondersteuning van het verenigingsleven met extra aandacht voor laagdrempeligheid. Ook nieuwe Ninovieters moeten toegang vinden tot het verenigingsleven. Het is belangrijk dat de stad een beleid voert dat rekening houdt met de eigenheid en capaciteit van elke vereniging. We merken dat sportverenigingen als eerste een aantrekkingspool zijn voor jonge allochtonen. In de andere socio-culturele en jeugdverenigingen kan je nieuwe Ninovieters nog op één hand tellen. Via het stimuleren van wederzijdse contacten moet hier zeker vooruitgang mogelijk zijn. Hiervoor zijn goede communicatie kanalen naar de allochtone gemeenschap zeer belangrijk.

Samen wonen

Wanneer je als Vlaming aan het zwembad in een zuiders land andere Vlamingen hoort, ontstaat er al gauw een gesprek en voor je het weet, breng je een groot deel van je vakantie samen door. Dat is volkomen normaal. Daarom ook dat allochtonen heel vaak in dezelfde buurten wonen. Heel begrijpelijk, maar niet goed voor de integratie. Oude en nieuwe Ninovieters wonen beter kris kras door elkaar als je de sociale cohesie tussen beiden wil vergroten.

Als stad kan je natuurlijk niet bepalen wie waar gaat wonen, tenzij het om sociale woningen gaat. Daarbij is een sociale mix dus aangewezen. Op die manier leren diverse mensen elkaar kennen en krijg je een warmere samenleving. We moeten bekijken hoe we er voor kunnen zorgen dat bouwheren bijv. in een appartementsblok of een verkaveling één sociaal appartement of kavel voorzien. Nu geldt dat al voor heel grote verkavelingen, maar dat kan misschien worden uitgebreid.  Verder willen we geen nieuwe sociale reuzewoonwijken aanleggen maar wel huizen opkopen of huren en verhuren via het sociaal verhuurkantoor. Daarnaast kleinere sociale woonprojecten met een sociale mix. Belangrijk hierbij is om buurtwerkers in te zetten om die sociale mix ook te begeleiden en de eerste contacten te stimuleren.

Groepsaankoop stookolie

De voorbije jaren hielpen we met onze groepsaankopen van stookolie honderden Ninoofse gezinnen om hun energiefactuur te verminderen. Het principe is eenvoudig: sp.a verzamelt de bestellingen, doet een rondvraag bij de brandstofleveranciers uit de regio en de leverancier die de grootste korting aanbiedt, mag alle bestellingen uitvoeren.

Met onze net afgelopen 5e stookolieactie verzamelden we zo iets meer dan 200 Ninoofse gezinnen en bestelden we samen net geen 300.000 liter stookolie, waarop we gemiddeld 9,3 eurocent korting konden krijgen. Een gemiddelde besparing van 135 euro per gezin. Voor sommigen was die korting hun enige doel, voor anderen zelfs een bittere noodzaak. Anderen deden misschien mee uit principe, omdat ze er de aloude coöperatieve gedachte in herkenden. Dit soort acties bewijzen dat dit coöperatieve instrument nog actueel en efficiënt kan zijn in de economie van de 21e eeuw, als je maar de moeite doet om het in een moderne vorm te gieten. Het succes van deze acties toont aan dat mensen,  of ze nu werknemer of consument zijn,  spaarder of student,  altijd beter af zijn wanneer ze hun krachten bundelen en risico’s en opbrengsten tot op zekere hoogte delen. En dat gaat veel ruimer dan mazout.

Allochtonen in Ninove: deel 1

Je kan er niet naast kijken: Ninove werd de voorbije jaren veel gekleurder. Daar waar er vroeger bijna enkel blanke, Nederlandstalige Ninovieters waren, zijn er de laatste jaren heel wat nieuwe Ninovieters bijgekomen. Ze spreken Nederlands, Frans, Engels, Arabisch of nog iets anders en zijn soms blank, zwart of bruin. In een drieluik zal ik komende weken mijn visie geven over deze ‘allochtonenkwestie’.

In een eerste tekst vandaag bekijk ik de cijfers: hoeveel vreemdelingen zijn er eigenlijk in Ninove, hoe is dat geëvolueerd en wat zijn volgens mij de redenen van deze evolutie. In een tweede en derde bijdrage de volgende weken, probeer ik dan een aantal voorstellen te doen om enerzijds de socio-culturele als anderzijds de socio-economische integratie te bevorderen. Ik bekijk het dossier bewust enkel vanuit het standpunt van de stad: wat kan de stad doen? We kunnen meer dan genoeg toogavonden vullen met het oplossen van zaken waar we als stad toch niets kunnen aan veranderen. Maar over het stadsbeleid nodig ik iedereen uit om me zijn of haar reactie toe te sturen over deze teksten. Zowel positieve als negatieve reacties worden geapprecieerd.

De cijfers

Op 1 januari 2010 woonden er in Ninove 1.078 mensen met een buitenlandse nationaliteit. Dat is 2,9% van de bevolking (er wonen in Ninove 36.675 mensen). Dat is minder dan de helft van het Vlaams gemiddelde en ongeveer evenveel als het gemiddelde over het ganse arrondissement Aalst. Het is ook vergelijkbaar met andere steden uit de regio. Enkel Zottegem en in mindere mate Dendermonde hebben een kleiner percentage niet-Belgen als inwoners.

% inwoners met buitenlandse nationaliteit
Vlaanderen 6,4%
Oost-Vlaanderen 4,1%
Arrondissement Aalst 2,8%
Aalst 4,4%
Denderleeuw 3,8%
Dendermonde 2,2%
Geraardsbergen 3,0%
Ninove 2,9%
Zottegem 1,3%

Bron: ADSEI

Op basis van de meest recente nationaliteitscijfers (2008) blijkt dat iets meer dan de helft van de mensen met buitenlandse nationaliteit in Ninove EU-burgers zijn. Ook in Vlaanderen is dat zo.

EU27 Rest Europa (excl. Turk) Turkije Maghreb Rest Afrika Azië
Vlaanderen 64% 6% 5% 8% 5% 9%
Oost-Vlaanderen 46% 9% 15% 10% 7% 10%
Arrondissement Aalst 47% 11% 6% 8% 13% 12%
Aalst 40% 12% 9% 9% 13% 13%
Denderleeuw 47% 3% 6% 5% 30% 7%
Dendermonde 40% 8% 23% 10% 5% 12%
Geraardsbergen 47% 21% 2% 3% 8% 15%
Ninove 53% 7% 4% 13% 11% 8%
Zottegem 57% 13% 0% 4% 5% 14%

Bron: ADSEI

Verder valt het op dat er in Ninove relatief weinig (4%) Turken zijn en relatief veel Maghrebijnen (Marokko, Tunesië,..: 13%).

Conclusie 1: Van de bijna 37.000 inwoners, hebben 1.100 een buitenlandse nationaliteit, waarvan 47% niet-EU-burgers zijn, grofweg 500.

Maar wat men in de volksmond ‘vreemdelingen’ noemt, gaat natuurlijk veel ruimer dan mensen met een vreemde nationaliteit. Het is niet eenvoudig om een statistisch werkbare definitie te vinden voor mensen van buitenlandse afkomst, zodat cijfers hierover altijd voor discussie vatbaar zijn. Socioloog Jan Hertogen poogde met een methode van de UCL het aantal inwoners van buitenlandse afkomst te ramen. Zo komt hij voor Ninove op 2.450 inwoners van buitenlandse afkomst, of 6,8% van de bevolking. Van deze 6,8% is 3,6% van niet-Europese afkomst, 3,0% van Europese afkomst en zijn er 0,2% vluchtelingen.

In de periode 1990-2010 is het aandeel inwoners met een buitenlandse nationaliteit in Ninove gestegen van 1,1% naar 2,9%. Ook de evolutie in Vlaanderen (van 4,3% naar 6,4%), Oost-Vlaanderen (van 2,7% naar 4,1%) en het arrondissement Aalst (van 0,9 naar 2,8%) is stijgend.

% buitenlandse nationaliteit 1990 2010 stijging
Vlaanderen 4,3% 6,4% 2,1
Oost-Vlaanderen 2,7% 4,1% 1,4
Arrondissement Aalst 0,9% 2,8% 1,9
Ninove 1,1% 2,9% 1,8

Bron: ADSEI

Het aandeel inwoners van buitenlandse afkomst is tussen 1990 en 2008 gestegen van 1,8% naar 6,8%. Ook deze evolutie loopt grosso modo gelijk aan de Vlaamse (van 6,2% naar 13,5%), Oost-Vlaamse (van 3,7% naar 9,5%) en arrondissementele (van 1,5% naar 5,7%).

% buitenlandse nationaliteit 1990 2008 stijging
Vlaanderen 6,2% 13,5% 7,3
Oost-Vlaanderen 3,7% 9,5% 5,8
Arrondissement Aalst 1,5% 5,7% 4,2
Ninove 1,8% 6,8% 5,0

Bron: NPDATA

Als je natuurlijk het lage vertrekpunt in rekening brengt, was de stijging in Ninove relatief hoger. Zo is de periode 1990-2008 het totaal aantal inwoners met 9% gestegen, het aantal inwoners met een buitenlandse nationaliteit met 177% en het aantal inwoners van buitenlandse afkomst met 313%. Percentages die veel hoger liggen dan het Vlaams gemiddelde (ongeveer 45% voor buitenlandse nationaliteit en ongeveer 130% voor buitenlandse afkomst).

Conclusie 2: Ninove had vroeger relatief zeer weinig ‘vreemdelingen’ als inwoner en heeft er nog steeds relatief weinig, al was de toename in Ninove relatief sterker dan elders. Er heeft zich dus een soort inhaalbeweging voorgedaan.

Naast mensen van buitenlandse afkomst, zijn er ook heel wat andere nieuwe Ninovieters die hier komen wonen,  voornamelijk uit het Brusselse, en die niet Nederlandstalig zijn. Echte statistieken zijn hiervan niet beschikbaar, maar als je kijkt naar de GOK-enquête waarin gepeild werd naar de thuistaal van leerlingen, blijkt dat 9,5% van de Ninoofse kinderen thuis geen Nederlands praten. Dat is wat hoger dan in het arrondissement Aalst en in de provincie Oost-Vlaanderen, maar toch nog 3 procentpunten lager dan in gans Vlaanderen.

% geen Nederlands als thuistaal
Vlaanderen 12,7%
Oost-Vlaanderen 9,0%
Arrondissement Aalst 8,3%
Ninove 9,5%

Bron: parlementaire vragen

Van die 9,5% gaat het bijna altijd om Frans (8,8 van 9,5)

Conclusie 3: ongeveer 10% van de Ninoofse kinderen spreekt thuis geen Nederlands.

Waarom is het aantal mensen van buitenlandse afkomst in Ninove de laatste jaren zo gestegen?

  • Ten eerste valt het zeer lage vertrekpunt op. Aangezien Ninove vroeger zeer weinig gekleurd was, is elke stijging altijd relatief veel meer.
  • Ten tweede is er de nabijheid van de Europese hoofdstad Brussel (25 km) waar de bevolking zeer sterk is gestegen (en nog stijgt) en daarmee
    samenhangend de huizenprijzen. De goede auto-, bus- en treinverbindingen tussen Ninove en Brussel maken het voor mensen uit het Brusselse eenvoudig om in Ninove te komen wonen waar de woning- , gronden- en huurprijzen veel goedkoper zijn dan in het Brusselse. Dit verbindingseffect is trouwens ook de reden waarom er in Denderleeuw met zijn megastation zoveel mensen van vreemde origine wonen en in Zottegem (slechte auto- en busverbinding) zo weinig.
  • Daarnaast is Ninove natuurlijk ook gewoon een aantrekkelijke plaats om te komen wonen: rustig, groot handelscentrum, gezellig, mooie natuur en toffe inwoners.

De nabijheid van Brussel is natuurlijk een feit (en is trouwens een enorme troef voor Ninove), net als die goede verbindingen. Migratie is in Ninove dus een vaststaand feit is, met voor- en nadelen. De inwijkelingen brengen diversiteit in de stad en leren ons nieuwe dingen te ontdekken, maar wanneer een grote groep (anderstalige) inwijkelingen in een stad komt wonen, is het normaal dat dat spanningen veroorzaakt. In twee richtingen: de oude Ninovieter die plots geen enkele van zijn buren meer kent, en de nieuwe Ninovieter die zich niet welkom voelt.

Het wordt dan onze taak om door een goed beleid te proberen om de nadelen zoveel mogelijk te verzachten en de voordelen te vergroten en dat voor zowel de oude als de nieuwe Ninovieters.