Armoede, een onrecht

n.a.v. Werelddag Verzet tegen Armoede

 

Zet je schrap,

plant je hielen in onze rijke aarde

en luister met gans je vlezig lichaam

naar mijn wrang en scherp verhaal

dat in al zijn woorden schaamte braakt.

En zie en ruik en voel en hoor

tot in de kluizen van je kleinste vezels

hoe wij door de dagen dansen

met een overvloed die alles tart,

hoe wij vetgemest en zonder schaamte vegeteren

op verre schrale bodems die wij bestelen

tot ze totaal uitgeput de dood ingaan.

En weet dat ook binnen handbereik

pijn en honger wordt geleden,

dat tot op de draad versleten kleren

met neergeslagen ogen worden gedragen,

dat ziektekiemen ongenadig woekeren

bij gebrek aan centen voor een dokter.

Kom tot het ontnuchterend besef

dat de slogan ‘Eigen portemonnee eerst’

ons verblindt en deuren gesloten houdt

voor mensen met een andere kleur,

dat ook in je eigen buurt honger dagelijks

op het menu van medemensen staat en

vlakbij in Wallonië één kind op vier

het met een schamel pakje chips moet doen

om de schooldag door te komen.

 

Ik, ik klop me nederig op de borst

met een mea culpa die me neerslaat

tot ik beschaamd en nederig kniel voor hen

die onze welvaart nooit zullen mogen kennen.

Vervloek en verdrijf met mij alle goden en

machtigen der aarde die dit grote onrecht dulden,

duw, stamp de Gouden Kalveren

met je scherpste hakken in de aarde en

open samen met de ware god

die Liefde heet je overvloed en hart.

En durf vooral jezelf weg te schenken,

room ongeremd je eigen rijkdom af.

 

willie verhegghe

stadsdichter van Ninove

17 oktober 2013

Nog een geluk dat

Lang geleden dat ik nog eens een gedicht postte. Daarom hier een pareltje van Herman de Coninck waarin ik door de laatste aflevering van ‘Man bijt hond’ werd herinnerd.

Nog een geluk dat

Zoals met de gek uit het grapje
die zich voortdurend met een hamer
op het hoofd sloeg, en naar de reden gevraagd, zei:
“Omdat het zo prettig is, als ik ermee ophou”-
zo is het een beetje met mij. Ik ben ermee opgehouden
je te verliezen. Ik ben je kwijt.

Misschien is dat geluk: een geluk bij een ongeluk.
Misschien is geluk: Nog een geluk dat.
Dat ik aan jou kan terugdenken, bv.,
in plaats van aan een ander.

Herman de Coninck

Uitgesproken

Een pareltje van Marc Tritsmans uit zijn bundel ‘Studie van de schaduw’ en winnaar van de Herman de Coninckprijs voor het beste gedicht 2011.

Uitgesproken

praat met mij en doe dat
honderduit, vertel me zwijgend
waarover een leven gaat
hoeveel tederheid er nodig is
en adem gulzig tot het eind

spreek dit lichaam zonder
een spoor van schroom, spreek
het, spel het volledig uit
laat me duizelen breng me
in totale ademnood geef je

eindelijk helemaal bloot

Mening

Vooraan in mijn tuin vertellen rozen
een helderrode mening waar ik achter sta.
Te kijken.

Ik geloof in socialisme zoals de natuur
ons dat leert, wie zei dat ook weer: lucht
en zon zijn van iedereen.

De gelijkheid van er is voor allemaal evenveel
regen, groeien jullie maar, planten.
En de prachtige ongelijkheid die dat oplevert.

Herman de Coninck

Ninove, een ode

Sinds 2004 hebben we in Ninove een stadsdichter. Je kan er wat lacherig over doen, maar eigenlijk is dit idee van Rozemie Steyaert, toenmalig Groen!-gemeenteraadslid echt wel goed. Het brengt poëzie wat dichter bij de mensen, laat Cultuur met de grote C in contact komen met de werkelijkheid en versterkt tegelijk de band tussen de stad en haar inwoners.
Op gedichtendag 2004 werd Willie Verhegghe aangested als stadsdichter omwille van de kwaliteit van zijn verschenen werk, zijn sociaal engagement en zijn uitstraling binnen de wereld van dichters en schrijvers. Hij schreef al een 25-tal dichtbundels over en voor mentaal gehandicapten, tegen de oorlog, over de mijnramp in Marcinelle en vooral over de wielrennerij. Willie Verhegghe is zowat de belangrijkste koersdichter in ons taalgebied wat zeker niet onbelangrijk is voor de stad waar de schoonste koers ter wereld eindigt. Iemand om fier op te zijn uit een stad om fier op te zijn.

NINOVE, EEN ODE

De Dender scheurt en schuurt je middendoor
en in de vele zwartgeschubde vissen jaagt
het bloed dat door Filips van Valois met zwaard
en lans en pijl binnen je muren werd vergoten.

Maar je bleef trots en stout,een stad
die zich koestert in haar jas van oude stenen
en warmt aan het zwavelgeel uit de fabrieken
of het licht dat in gloeilampen werd gevat.

Je poorten blijven op de wereld openstaan,
je bier is honing voor de droogste keel
en één dag in het jaar schrijven renners op je asfalt
met hun zweet geschiedenis,een feest van kracht.

En als de avond valt en het duister
van de nacht je torens tart zingen monniken
in hun slapende abdijruïnes een lepradokter
naar de hoge wolken van het heldendom.

Willie Verhegghe, 2004

Poëzie

Als je je nukkig ingraaft onder de dekens,
wil je eigenlijk zeggen: kom bij me liggen.

Als je de deur achter je dichtslaat en wegrent,
wil je eigenlijk zeggen: kom me toch achterna.

En als je zegt: ‘ik hou van je’
bedoel je: ‘hou je van mij?’

Zie je nou wel dat poëzie nodig is,
want als ik ‘ja’ zou zeggen,
zou dat niks betekenen.

Herman de Coninck

Dagboek

Van een oud-studiegenote:

Dagboek

Het is bijna 1989
De namaakkachel gloeit
Lichtjes reflecteren in de hangende aluminium huisjes
En mijn ooms zijn dronken

Voor mij ligt mijn nieuwe rijkdom stilte te prediken
Om me heen wordt met luid plezier papier gescheurd
De geur van nakend dessert sluipt de kamer binnen

En ik weet dat ik die avond mijn eerste woord
Die avond mijn eerste zin
Ik voel het in de warme gloed van het namaakhout
Ik lees het in de lege bladzijden op de tafel

Annelies Van Dijck

Hij had gehoopt…

Hij had gehoopt dat het zonder herfst kon.
Ineens sneeuw. De ascese van wit. De precisie van kou.
Minder moet zorgen voor betekenis,
meer moet ervan genezen –

en dat het dan gedaan was. Niet dit maanden-
lange afhaken van laatste blaren, uitsorteren
van rommel, zó eindeloos uitpakken met gemis
dat je de blaren terug zou hangen aan hun takken.

Hij had gehoopt dat het zonder verzuren kon.
Maar de hele tuin ligt te gisten van uren
tegen, en bijna te sissen van één minuut zon.
O, toen alles nog voorbij kon gaan en niets hoefde te duren.

Herman De Coninck